Diagnose

In de spreekkamer bekijken de reumatoloog en ik samen de uitslag van de botdichtheidsmeting die ze me aanraadde te laten doen. De waardes geven aan dat ik osteoporose heb; met name mijn heupgewricht is broos geworden. Mijn reumatoloog brengt de boodschap voorzichtig. We bespreken heel doelmatig de mogelijke medicatie, een wekelijkse pil, een drankje of een jaarlijks infuus. Ik kies voor het infuus, ik slik al pillen genoeg. En ik pas ervoor om één dag per week mogelijk misselijk te zijn. Dat ben ik al van de reumamedicatie die ik slik.

Ik krijg de gebruikelijke papieren mee, nieuwe recepten, een laboratoriumformulier voor over een paar maanden, net voor de volgende controle-afspraak. En ik krijg later nog te horen wanneer ik me kan melden voor dat infuus. Als ik vragen heb mag ik bellen.

Pas nadat ik het GHZ heb verlaten via de grote draaideur en naar huis wandel, laat ik langzaam mijn gevoel toe. Ik wil deze vervelende boodschap delen, ik voel me alleen. Zal ik het via een WhatsApp aan mijn man en mijn zonen doen? In gedachten ben ik al aan het formuleren hoe ik dit via mijn mobiel kan doorgeven. Het is nog ochtend, ze zitten op school en op het werk. Ik vermoed dat ze gaan schrikken van deze nieuwe diagnose en er vragen over zullen hebben. Toch niet handig, nu een WhatsApp. Ik bewaar het maar tot het avondeten, als iedereen thuis is en er een gesprek mogelijk is in plaats van een mededeling.

Verdriet

“En ik”, vraag ik dan aan mezelf, “schrik ik er zelf van?” Met elke stap naar huis voel ik me langzaam steeds verdrietiger worden. Niet dat ik de diagnose niet aan zag komen. Ik voldoe aan aardig wat risicofactoren. Ik ben vrouw, de vijftig gepasseerd, heb reuma en in mijn jeugd heb ik vrij veel prednison gebruikt. Dat was het enige waar mijn reuma destijds mee te behandelen was.

De wandeling van het GHZ naar huis duurt twintig minuten. Tijd genoeg om het verdriet toe te laten en na te denken over wat dit voor mijn toekomst betekent. Mijn botten zijn kwetsbaar, dus als ik ooit val is het risico groot dat ik wat breek. Wanneer ga ik hiermee problemen krijgen? Over twee jaar, over tien jaar, over twintig jaar? Ik pieker, en loop door.

Ik ben bijna thuis. Er zit een grote brok verdriet in mijn keel. Die ga ik zo wegslikken met een kopje warme thee op de bank. Ongetwijfeld volgt er toch een van de komende dagen een huilbui, maar dan liefst als mijn man in de buurt is om tegenaan te hangen. Net voor ik thuis kom sluit ik al mijn angsten voor de toekomst achter een dicht deurtje in mijn hoofd. Met zo’n infuus en zo’n wandeling als vandaag doe ik wat in mijn vermogen ligt om verdere verslechtering van de conditie van mijn botten tegen te gaan. Veel meer dan dat kan ik niet en verder komt het zoals het komt. Met deze houding heb ik me al veertig jaar staande kunnen houden met een ziekte die langzaam mijn lijf aantastte en er nu voor zorgt dat ik op mijn 54ste veel te vroeg en in rap tempo aftakel. Niet raar, niet onverwacht, maar toch verdrietig…….

Ik heb er weer een diagnose bij.

Naar de volgende blog: Spinazie.

Deze blog verscheen op 06-02-2018 op de site van het GHZ.